dinsdag, mei 20, 2008

8
ik slenter, laat ik er van uitgaan dat dat nu is, ik slenter dus, beter gezegd ik slinger langs de auto's, die langs de stoeprand staan, opzoek naar mijn metgezel, verblind door het zonlicht dat door het glas wordt weerkaatst, de ene poging na de andere mislukt, het geslinger neemt toe, volhouden, niet opgeven, steeds, vlak voordat ik een nieuw autoraam nader, kijk ik snel even weg om het felle zonlicht in mijn ogen te vermijden, uit te stellen, steeds als ik dat doe is het alsof ik mijn metgezel zie, in een flits, ik weet dat het niet kan, maar toch, door de felle zon ben ik het contact met de omgeving kwijtgeraakt, zo goed als kwijtgeraakt, ik concentreer me op de autoruiten, door het gedoe met het zonlicht en mijn geslinger, mede daardoor, heb ik al een paar keer mijn hoofd gestoten, duizelig blijf ik mijn weg zoeken, volhouden, nog net helder genoeg besluit ik om te onderzoeken hoe het zit met mijn makker in een flits, ik richt me nu volledig op het moment net voordat ik in het verblindende licht kijk, ik neem als het ware een aanloop, slingerend nog steeds, dat wordt niet minder, wordt meer, daar is hij weer, weg, een kort moment maar, ik heb het gezien, hem, in het glas, overeenkomstig eerdere ontmoetingen, alleen sneller, korter, en dan weer het felle licht, duidelingwekkend,

9
ik slinger het trottoir weer op, duidelingwekkend, een tweede poging zoals gewoonlijk in het voorraam is zinloos, onmogelijk ook, de tijd tussen nu en de volgende gelegenheid heb ik nodig om te herstellen, die tijd tot de volgende auto schat ik op twintig tegels, twintig tegels, elk ter grootte van een voet, mijn voet, ik moet me staande zien te houden, niet stilstaan, de tegels helpen, de ene voet na de andere, makkelijker gezegd dan gedaan, hoeveel tijd heb ik? en valt het moment van mijn aankomst wederom samen met die van mijn metgezel? op de een of anderen manier klopt hier iets niet, ik bedoel met mijn metgezel, of met mij, ik heb barstende koppijn, de verblindende zon verblindt mijn toch al moeizaam werkende hersenen, nog even en ik bereik de volgende autoruit, tegel voor tegel, voet voor voet, mijn handen vooruit gestoken, ik wil niet weer mijn hoofd stoten, van een aanloop is nu geen sprake meer, het is wel wat ik wil, maar niet wat ik doe, ik doe wat ik kan, niet wat ik wil, zowel mijn linker als mijn rechter voet willen niet meer, ik bedoel dat ze niet meer omhoog kunnen, ik krijg ze niet omhoog, niet meer, mijn hoofd is tegelijkertijd licht en zwaar, met moeite volg ik de tegels, voet voor voet, schuifelend als een blinde, verblinde,